Pensioenrisico’s voor jongeren

Het nieuwe pensioenstelsel moet meer waarborgen bieden voor jongeren, zodat zij later zonder zorgen van de oude dag kunnen genieten, zegt Anne Buningh, pensioenwoordvoerder bij VCP Young Professionals.

Voor veel jongeren (en niet alleen voor hen) is het pensioen een ver van mijn bed show. Pensioen ‘komt later’, en bovendien hebben de jongeren van vandaag wel wat anders aan hun hoofd: onzekerheid over baan en inkomen, werkstress, het stichten van een gezin. Het zouden geen issues mogen zijn maar uit een verkenning van het SER-Jongerenplatform van eind 2018 komt het tegendeel naar voren.

Reden te meer om na te denken over een goed pensioen. De hoofdlijnen van het nieuwe pensioenstelsel staan nu vast, maar juist voor jongeren zijn er op dit moment nog een aantal risico’s. Ten eerste de gevolgen van de overstap van nominale garanties naar premieregelingen: de financiële risico’s verschuiven van fonds naar werknemer, zonder dat het risico van onvoldoende premie wordt ondervangen. Veel mensen bouwen nu al onvoldoende pensioen op, om maar te zwijgen van de 10 procent van de werkenden die helemaal geen pensioenregeling heeft.

Het tweede risico is de pensioenopbouw zelf: het zwaartepunt schuift naar het begin van de carrière. Alhoewel de premie-inleg leeftijdsonafhankelijk is, kan een eerder ingelegde euro immers langer renderen. Voor jongeren betekent dat een extra belasting, naast zaken als studieschuld, het kopen van een huis en het stichten van een gezin, en dat in een tijd waarin een vast contract eerder uitzondering dan regel is onder deze groep. Oftewel, een verdere belasting van een al overbelaste levensfase.

Het derde risico is dat jongeren het pensioen zelf links laten liggen en bij de zoektocht naar een baan andere prioriteiten stellen. Met andere woorden, pensioen is onbekend en onbemind. Ze kijken in de eerste plaats naar de baan zelf, het type bedrijf, salaris, vakantiedagen en of ze wel of geen fancy telefoon of leaseauto krijgen. Pensioen als arbeidsvoorwaarde krijgt minder aandacht en veel jongeren weten ook niet waar ze op moeten letten. De negatieve berichtgeving over dreigende kortingen en gebrek aan indexatie dragen hier ook niet aan bij.

Het vierde risico is dat bij het Pensioenakkoord de hoogte van de uitkering van de eerste pijler, oftewel de AOW, als constante wordt beschouwd. Het CPB rapport ‘Zorgen om Morgen’ uit 2019 laat zien dat de AOW onder druk staat door de aanhoudende vergrijzing. In 2020 zijn er nog 3,4 werkenden per gepensioneerde, in 2060 zullen dat er nog maar 2,8 zijn. Met het zeer onwenselijke maar mogelijke gevolg dat de AOW wordt versoberd. De vulling van de tweede pijler wordt daarmee des te belangrijker, opdat mensen minder afhankelijk zijn van de eerste pijler.

Het is dus zaak dat jongere generaties aanhaken. Het Nederlandse pensioenstelsel is solidair en collectief en dat moet vooral zo blijven. De samenleving heeft baat bij financieel zelfstandige ouderen en het laatste dat we zouden willen is dat zij aangewezen zijn op sociale voorzieningen.

Beter inzicht in de arbeidsvoorwaarde pensioen zou al een hoop schelen. Met een premiepensioen wordt het interpreteren van de regeling weliswaar makkelijker, maar de gemiddelde Nederlander zou niet weten of een 10% pensioenpremie nu voldoet ja of nee (het antwoord is volmondig nee).

Het stimuleren van voldoende premie-inleg, het ontzorgen van een overbelaste generatie en het binden van jongeren aan het pensioenstelsel, is dus allemaal hard nodig. Een belangrijke en handige stap is ook de invoering van een zogeheten Pensioenlabel, waarmee iemand (net als bij een energielabel) in een oogopslag kan zien of een pensioenregeling voldoet of niet. Zonder zulke maatregelen is het Pensioenakkoord niet compleet.

Het kabinet doet er goed aan hier bij de verdere uitwerking van het Pensioenstelsel aandacht aan te geven. De focus van de uitwerking is nu nog te generiek en op de transitie gericht. Verleg de aandacht door beleid te maken voor verschillende (risico)doelgroepen en de lange termijn. Laat jongeren niet alleen reageren op het beleid, maar betrek ze actief bij het in kaart brengen van risico’s en bedenken van oplossingen voor hun generatie. Belangrijk is dat het ontlasten van de overbelaste levensfase domein overstijgend wordt aangevlogen: oplossingen kunnen ook zowel binnen als buiten het domein pensioen gevonden worden. Tot slot de duidelijke oproep om als overheid na te denken over (wettelijke) waarborgen voor voldoende premie inleg. We bekommeren ons nu immers om de invulling van de tweede pijler, maar (nog) niet over de vulling ervan.