Opstelten werkt aan nieuw Wetboek van Strafvordering
Minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) is begonnen aan een ambitieus wetgevingsprogramma met als inzet een nieuw Wetboek van Strafvordering dat beter aansluit bij een moderne, digitale samenleving en toegankelijker is voor de rechtspraktijk en de burger. Ook zal het de prestaties van de strafrechtsketen verbeteren.
Dit blijkt onder meer uit de toespraak van de bewindsman tijdens het congres ‘Modernisering Wetboek van Strafvordering’ in Amersfoort. Hij wil het wetgevingsprogramma nog deze kabinetsperiode afronden.
Het congres is een eerste stap naar een serie wetsvoorstellen dat het Wetboek van Strafvordering een ander aanzien zal geven, maar niet zal leiden tot een stelselwijziging. Deskundigen uit de rechtspraktijk, zoals officieren van justitie, rechters, advocaten, maar ook wetenschappers krijgen tijdens het congres de gelegenheid aan te geven wat zij belangrijk vinden. Hun inbreng wordt meegenomen bij de voorbereiding van de uiteindelijke wetsvoorstellen die vanaf eind dit jaar formeel in consultatie zullen gaan. Opstelten kiest bewust voor een traject waarbij de ervaring en deskundigheid vanuit de rechtspraktijk al in een vroeg stadium wordt ingebracht. Dit verbetert de kwaliteit van de wetgeving.
Het gaat om in totaal 19 wetsvoorstellen. De meeste zijn in voorbereiding, maar 2 wetsvoorstellen liggen al voor advies bij de Raad van State, het wetsvoorstel digitale processtukken en de herziening van de tenuitvoerlegging van straffen. De bewindsman wil de overige 17 wetsvoorstellen in 2015 voor advies bij de Raad van State hebben. Voorop staat dat de uitgangspunten en beginselen van de Nederlandse strafvordering niet worden gewijzigd. Al langer wordt gepleit voor een herziening van het Wetboek van Strafvordering waarin de regels staan voor het strafproces, van de opsporing van dader(s) tot en met de tenuitvoerlegging van de straf. Zowel vanuit de wetenschap als de rechtspraktijk is de wens geuit een inzichtelijk en goed hanteerbaar wetboek te maken om knelpunten weg te werken. In het huidige wetboek staan niet alleen verouderde, onnodige of complexe procedures, maar door de vele wijzigingen in de afgelopen jaren – 323 keer sinds 1926 – is de rek eruit. Het wordt steeds moeilijker om de juiste regels te vinden in een oerwoud van wettelijke maatregelen en oplossingen. Bovendien valt het niet mee om Europese richtlijnen in te passen.
Ook is de administratieve belasting te ver doorgeschoten vanwege verplichtingen die geen toegevoegde waarde hebben, maar wel het opsporingsproces sterk belasten. Dat gebeurt bijvoorbeeld doordat de politie herhaaldelijk dezelfde informatie moet aanleveren in 1 zelfde onderzoek. Kortom: minder regels en een betere uitvoerbaarheid zijn gewenst, met inachtneming van de rechtsbeginselen. Dit kan leiden tot verbetering van de slagkracht bij politie en openbaar ministerie.
Het nieuwe Wetboek van Strafvordering geeft straks duidelijk de taken en bevoegdheden weer van de verschillende organen van de strafrechtspleging, zoals de politie, het openbaar ministerie en de rechter. Ook beschrijft het de positie van de verdachte en het slachtoffer en van andere personen die incidenteel betrokken kunnen zijn bij een strafrechtelijke procedure, zoals de getuigen en de deskundige. De belangen van deze personen worden zorgvuldig afgewogen tegen het belang van het onderzoek en de opsporing. Er komen geen nieuwe algemene bevoegdheden voor de opsporing, die alleen in de praktijk of door rechtersrecht moeten worden ingevuld. Het wetboek is (zoveel mogelijk) techniekonafhankelijk en toekomstbestendig. Verder biedt het ruimte om in te spelen op nieuwe nationale en internationale ontwikkelingen.
In Europa zijn bijvoorbeeld omvangrijke operaties als het programma procedurele minimumrechten voor de verdachte en de minimumrechten voor het slachtoffer in gang gezet en deels voltooid. Op tal van terreinen kan nog nadere regelgeving volgen, bijvoorbeeld bij de bescherming van kwetsbare verdachten, die van invloed zijn op het Wetboek van Strafvordering.
De algehele modernisering is onderdeel van het programma Versterking prestaties in de strafrechtketen (VPS) dat in 2011 van start is gegaan.