Kabinet wijzigt regels dataretentie na uitspraak hof
De toegang tot telecommunicatiegegevens wordt aangescherpt. Ook worden de gegevens meer beschermd en beveiligd. Dit met het oog op een betere bescherming van de persoonlijke levenssfeer van burgers.
De bewaarplicht voor telecommunicatiegegevens blijft echter bestaan. Deze is onmisbaar voor de opsporing en vervolging van ernstige strafbare feiten.
Een en ander blijkt uit de kabinetsreactie op een uitspraak van het Europees Hof van Justitie. In die uitspraak, van april 2014, verklaarde het Hof de richtlijn dataretentie ongeldig. Deze richtlijn bevatte regels voor de lidstaten over dataretentie in verband met de bestrijding van zware misdaad. De uitspraak van het Hof betekent niet dat Nederlandse regels ineens ongeldig zijn geworden, aldus het kabinet. De Nederlandse wetgeving is rechtsgeldig tot stand gekomen, op basis van de daarvoor geldende procedures.
Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie stuurde het kabinetsstandpunt vandaag naar de Tweede Kamer. Tegelijkertijd vraagt de bewindsman aan verschillende instanties advies uit te brengen over een wetsvoorstel dat de gewenste wijzigingen realiseert. Doel is Nederlandse wetgeving in overeenstemming te brengen met de uitspraak van het Hof, waar het gaat om de persoonlijke levenssfeer van burgers en de beveiliging van persoonsgegevens.
Het kabinet kiest voor een andere, meer strikte toegang tot de bewaarde gegevens om de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van burgers te verbeteren. Straks kunnen telefoniegegevens alleen de volle bewaartermijn van twaalf maanden worden geraadpleegd, in geval van een ernstig misdrijf waar een straf van acht jaar of meer op staat, bijvoorbeeld mensenhandel. Bij delicten met een straf lager dan acht jaar en waarvoor voorlopige hechtenis mogelijk is, kunnen de telefoniegegevens zes maanden bekeken worden. Nu is dat nog twaalf maanden. De regels voor toegang tot internetgegevens blijven hetzelfde, omdat daar al een kortere bewaartermijn van zes maanden geldt.
Toegang tot de telecommunicatiegegevens krijgt de officier van justitie straks pas na toestemming van de rechter-commissaris. Deze rechterlijke toets is voor burgers een extra waarborg. Ook worden aanbieders van telecommunicatiediensten verplicht hun gegevens op te slaan en te verwerken binnen de Europese Unie. Het Agentschap Telecom (AT) krijgt het recht deze gegevens in te zien. Daarmee verbetert het toezicht op de naleving van de regels over beveiliging en bescherming van de bewaarde gegevens. Verder onderzoekt het kabinet de mogelijkheden om telecommunicatiegegevens te versleutelen die worden opgeslagen voor de opsporing en vervolging van ernstige misdrijven.
In de brief aan de Tweede Kamer benadrukt het kabinet nog eens het grote belang van de bewaarplicht voor de bestrijding van zware misdrijven. Zonder telecommunicatiegegevens komt de aanpak van bijvoorbeeld jihadisten, kinderpornografie, roofovervallen, moord en doodslag in gevaar of wordt zelfs onmogelijk. Ook de Europese rechters gaven in hun arrest aan dat bewaring van telecommunicatiegegevens een waardevol instrument is bij strafonderzoeken en een algemeen belang dient.
De praktijk laat zien dat bij ernstige criminaliteit verdachten niet meteen in beeld komen. Daarom worden telecommunicatiegegevens die essentieel zijn voor het opsporingsonderzoek vaak pas in een later stadium opgevraagd. Dit maakt de bewaarplicht noodzakelijk, evenals de huidige bewaartermijnen. Dat wil zeggen, een bewaartermijn van zes maanden voor internetgegevens (zoals IP-adressen) en twaalf maanden voor telefoniegegevens (zoals nummers en duur van het gesprek).