Eerste Kamer stemt in
De Eerste Kamer heeft op 12 januari het wetsvoorstel ‘Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen’ met algemene stemmen aangenomen. Het kabinet wil met dit wetsvoorstel, dat onderdeel is van het pensioenakkoord, meer ruimte bieden voor keuzevrijheid in het pensioenstelsel. De Eerste Kamer stemde eerder al in met het wetsvoorstel dat de stijging van de AOW-leeftijd en de levensverwachting meer met elkaar in balans brengt.
Versoepeling RVU-heffing
Het wordt voor werkgevers mogelijk om met oudere werknemers afspraken te maken over eerder stoppen met werken, zonder dat daar een heffing over betaald moet worden. Van 2021 tot en met 2025 betalen werkgevers geen heffing over regelingen voor vervroegde uittreding (RVU-heffing) tot een bedrag dat netto overeenkomt met de AOW. Voorwaarde hiervoor is dat uittreding plaatsvindt in de laatste drie jaar vóór de AOW-leeftijd. Werknemers krijgen dan als het ware eerder AOW, betaald door de werkgever. Zij kunnen dit zelf aanvullen, bijvoorbeeld met spaargeld of door hun aanvullend pensioen eerder in te laten gaan. Het kabinet komt hiermee tegemoet aan de zorgen van werknemers die niet hebben kunnen anticiperen op de verhoging van de AOW-leeftijd en niet gezond kunnen blijven werken tot de AOW-leeftijd.
Met inwerkingtreding van de versoepeling van de RVU-heffing kan ook de Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden (MDIEU) van start. Met deze subsidieregeling ondersteunt het kabinet sectoren die investeren in de duurzame inzetbaarheid. De regeling biedt ook subsidie voor uitkeringen van werkgevers aan werknemers die het niet volhouden tot de AOW-leeftijd, bijvoorbeeld vanwege de zwaarte van het werk. De subsidieregeling start op 1 februari 2021 loopt tot en met 2025. In totaal is een miljard euro beschikbaar.
Verruiming verlofsparen
Om werknemers meer mogelijkheden te bieden eerder te stoppen met werken wordt het aantal weken belastingvrij verlofsparen verdubbeld. Een werkgever kan extra verlof toezeggen door bijvoorbeeld overwerk of ploegendiensten (deels) te belonen met extra verlofopbouw. Spaart een werknemer meer dan vijftig verlofweken, dan moet de werkgever nu direct loonheffing afdragen. Het verhogen van deze grens naar honderd weken geeft werknemers meer mogelijkheden om eerder te stoppen met werken of tussentijds langere periodes niet te werken. Zo kan een werknemer zelf meer de regie voeren over zijn of haar loopbaan, bijvoorbeeld door het verlof te gebruiken voor om- en bijscholing, een sabbatical of vervroegde pensionering. De vrijstelling van de RVU-heffing en verruiming van het verlofsparen treden met terugwerkende kracht in werking per 1 januari 2021.
Bedrag ineens
Deelnemers krijgen het recht om bij pensionering maximaal tien procent van de waarde van het opgebouwde ouderdomspensioen op te nemen als bedrag ineens. De resterende levenslange pensioenuitkering gaat na opname naar evenredigheid omlaag. Het bedrag ineens is vrij besteedbaar en biedt deelnemers de mogelijkheid om keuzes te maken die passen bij hun persoonlijke situatie. Op de pensioeningangsdatum kan een deelnemer er voor kiezen om een bedrag ineens op te nemen op de pensioeningangsdatum of in februari volgend op het jaar waarin de AOW-datum wordt bereikt.
Deze keuzemogelijkheid vormt een uitdaging in de uitvoering voor pensioenuitvoerders. De inwerkingtreding van dit wetsvoorstel wordt daarom met één jaar uitgesteld tot 1 januari 2023. De extra tijd zal worden gebruikt om met pensioenuitvoerders te bekijken op welke manier aanpassingen gedaan kunnen worden die de uitvoerbaarheid verbeteren.