Aanpassing pensioenreglement vanaf 2018

Op 6 juli is er tussen de werkgevers- en de werknemersdelegatie in de pensioenkamer een onderhandelaarsakkoord bereikt tot aanpassing van het ABP Pensioenreglement. Lees dit artikel voor de belangrijkste wijzigingen.

Aanleiding tot deze wijzigingen is de moeilijkheidsgraad van uitvoering door ABP. Door de jaren heen komen de afspraken van sociale partners steeds weer met nieuwe aanpassingen op aanpassingen in dat reglement terecht, hetgeen op een gegeven moment onoverzichtelijk en onuitvoerbaar wordt. Daarnaast zorgen opeenvolgende wettelijke bepalingen voor veranderingen. Daardoor is een eerdere uitvoering gebaseerd op de ‘oude’ omgeving niet meer haalbaar. Dit is de belangrijkste reden voor het ABP om aan de rem te trekken, omdat een beheersbare en integere bedrijfsvoering, zoals de Pensioenwet aan Pensioenfondsen voorschrijft, in het gedrang komt. Daarnaast passen de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en UWV ook hun eigen werkprocessen aan, waarmee twee belangrijke bronnen van informatie voor de juiste uitvoering van het pensioenreglement, niet meer de gegevens kunnen en willen leveren die het ABP nodig heeft.

Zo sociale partners geen akkoord bereiken in het kader van de gewenste complexiteitsreductie, dreigde het bestuur van het ABP zelfstandig in de pensioenregeling in te grijpen. Deze dreiging speelt nog steeds voor het deel van het pensioenreglement dat voor het defensiepersoneel geldt.

De wijzigingen die komen, op een rij (zie uitleg hieronder):

  • Aanpassing rekenleeftijd
  • Nabestaandenpensioen
  • Arbeidsongeschiktheidspensioen
  • Pensioenopbouw bij werkloosheid

Aanpassing rekenleeftijd
Overeenkomstig fiscale aanwijzing, wordt vanaf 2018 gerekend met een pensioenleeftijd van 68 jaar. Pensioenrechten, die tot en met 2014 zijn berekend met een rekenleeftijd van 65 jaar en in de periode 2015 tot en met 2017 met een rekenleeftijd van 67 jaar, blijven hiermee ongewijzigd.

Het opnieuw aanpassen van de rekenleeftijd is in feite weer een versobering van de regeling, waartegen helaas niets kan worden ingebracht.

Nabestaandenpensioen
Het Nabestaandenpensioen bestaat thans uit twee vormen, namelijk bij overlijden vóór AOW-leeftijd en bij overlijden op of na AOW-leeftijd. De eerste is op basis van risicodekking en de tweede op kapitaaldekking. Het aanspraakniveau verschilt ook. Beide vormen worden vanaf januari 2018 samengevoegd tot één Nabestaandenpensioen op basis van kapitaaldekking. De jaarlijkse opbouw wordt 70% van het ouderdomspensioen. Het aanspraakniveau, zoals dat gold in de jaren 2006 t/m 2017, blijft echter ongewijzigd.

Daarnaast komt de compensatie voor het niet of niet geheel verkrijgen van een wettelijke ANW-uitkering te vervallen, evenals de compensatie voor loonheffing. Alleen al het vervallen van de ANW-compensatie leidt er toe dat bij overlijden vóór AOW-leeftijd, bijvoorbeeld in 2018, een nabestaande maximaal € 530,- netto minder aan nabestaandeninkomen zal gaan krijgen. Is dit overlijden verder in de tijd, stel over 20 jaar, dan zorgt 20 jaar opbouw tegen een hoger percentage voor een beter nabestaandeninkomen.

De Nabestaandenpensioenen die voor 1 januari 2018 tot uitkering zijn gekomen, blijven ongewijzigd doorlopen, hetgeen ook geldt voor de compensatie ANW-uitkeringen die voor 1 januari 2018 zijn toegekend.

Een andere wijziging betreft het herberekenen van het Nabestaandenpensioen bij hertrouwen van de nabestaande. Bij hertrouwen worden de toekomstige deelnemingsjaren tot aan de pensioendatum van de overleden ambtenaar niet meer meegenomen in de berekening van dat Nabestaandenpensioen, oftewel het Nabestaandenpensioen daalt.

Deze herrekening wordt uit de regeling gehaald. Een nabestaande met een ABP-nabestaandenpensioen kan dus met gerust hart een ander partnerschap aangaan.

De Nabestaandenpensioen die voor 1 januari 2018 tot uitkering zijn gekomen, vallen ook onder deze nieuwe regeling, en worden ook niet meer herrekend.

Het wezenpensioen wordt verhoogd voor nieuwe gevallen van 10% naar 14% van het ouderdomspensioen, als ook tot een hogere leeftijd, was 21 jaar en wordt tot 25 jaar. Een wezenpensioen dat reeds vóór 1 januari 2018 tot uitkering is gekomen, blijft ongewijzigd doorlopen.

ABP Arbeidsongeschiktheidspensioen (AAOP)
Bij het AAOP geldt thans dat bijverdiensten worden gekort op het AAOP als het totale inkomen aan WIA, AAOP en bijverdiensten de 95% van de grondslag, het ABP pensioengevend inkomen, overschrijdt.

De bijverdiensten die de WIA-uitkering en daarmee het AAOP erg wisselvallig maakten, zijn uit de regeling gehaald. Dat betekent dat het AOP alleen nog afhankelijk is van het door UWV vastgestelde-percentage aan arbeidsongeschiktheid (ao). Wijzigt het ao-percentage niet, maar de bijverdiensten wel, dan heeft dat vanaf 1 januari 2018 geen gevolgen meer voor de hoogte van het AAOP. Bijverdienen loont dus.

Vanaf 1 januari 2018 wordt de hoogte van het AAOP niet meer afgeleid van het ABP pensioengevend loon, maar van het lagere SV (Sociale verzekering)-loon (gemiddeld -5%). Het maximale uitkeringspercentage van het AAOP wordt verhoogd naar 80% (nu 75% voor duurzaam volledig ao en 70% voor gedeeltelijk tijdelijk ao) van het ongemaximeerde WIA-dagloon (dus de grens van € 103,319 voor opbouw OP geldt hier niet).

Echter let op het volgende: in het AAOP zit ook een WW-component bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid. Die WW-component komt vanaf 2018 niet meer tot uitbetaling (wettelijke plicht) voor hogere inkomens boven de WIA-max loongrens (plm. € 53.000). Dat betekent dat ondanks het nieuwe maximale uitkeringsniveau van 80% van het ongemaximeerde WIA-dagloon, het AAOP boven de WIA-max loongrens niet op 80% uitkomt, maar (veel) lager. Dat kon binnen de ABP-pensioenregeling niet worden opgelost zonder complexiteitsvergroting. De oplossing is gezocht buiten de pensioenregeling om bij Loyalis. De AOV van Loyalis wordt zo aangepast dat de AOV aanvult tot werkelijk 80% van het verzekerd jaarinkomen tegen een zeer geringe meerpremie (tussen de 0,02 en 0,04%).

Kortom, het afsluiten van de AOV, dat bij de sector Politie tot 1-10-2017 blanco kan gebeuren vanwege een nieuw afgesloten contract , is zonder meer aan te bevelen.

Pensioenopbouw bij werkeloosheid
Bij de bepaling van de hoogte van de pensioenopbouw bij werkeloosheid wordt vanaf 2018 ook uitgegaan van het gemiddeld 5% lagere SV-loon. Om die reden wordt de pensioenopbouw onder alle omstandigheden van werkeloosheid op 50% gesteld. De pensioenopbouw van reeds op 1 januari 2018 lopende bovenwettelijke werkloosheidsuitkeringen wordt ook op 50% gebracht, zonder toepassing van terugwerkende kracht.

Premie
Als gevolg van de diverse plussen en minnen die uit dit akkoord voorvloeien, zal de premie voor ouderdoms- en nabestaandenpensioen in 2018 waarschijnlijk minder stijgen dan door ABP gepland werd. In plaats van 24,30% (door werknemer- en werkgever tezamen te voldoen met verdeling 30/70) zal de premie in 2018 waarschijnlijk uitkomen op 23,40%

Conclusie VMHP
Het vervallen van de compensatie van de ANW en de handhaving van de (opbouw) percentages in de periode 2006 t/m 2017 ziet de VMHP als negatieve aspecten van het onderhandelaarsakkoord, alsmede het aanspraken niveau bij arbeidsongeschiktheid voor het dat dat het maximum dagloon overschrijdt. Om die reden heeft de VMHP binnen de CMHF tegen gestemd.

De CMHF en de andere centrales hebben het akkoord, zij het met tegenzin, inmiddels geaccepteerd. Zou er geen akkoord zijn gekomen, dan is de verwachting dat het ABP-bestuur zelfstandig wijzigingen in het pensioenreglement zal aanbrengen, zonder de positieve elementen die dit akkoord wel kent.