Onafhankelijk onderzoek DRIO in Oost-Brabant afgerond
Bij de reorganisatie van de Dienst Regionale Informatie Organisatie (DRIO) in Oost-Brabant is niet goed met medewerkers gecommuniceerd en dat zorgde voor onnodige weerstand. De geruchten die over de leidinggevenden daarna ontstonden, waren volkomen ongegrond. Dat concludeert de onafhankelijke commissie-Busker in het onderzoeksrapport ‘Tussen idee en werkelijkheid’ dat op 24 november gepresenteerd werd.
Dit voorjaar zijn de korpschef en de politiebonden het erover eens geworden dat een feitenonderzoek de beste manier was om een duidelijk beeld te krijgen van wat zich in Oost-Brabant heeft afgespeeld. De commissie, geleid door oud-FNV-voorzitter Han Busker, stelt in haar eindrapport vast dat er onder de medewerkers in Oost-Brabant best draagvlak was voor ‘verbeteringen in de opzet en de werkwijze van de DRIO’. Ook was daarvoor op zich een ‘helder plan’ ontwikkeld. Het ging fout in de communicatie over het doel, de samenhang en het tempo van het beoogde veranderproces, concludeert de commissie.
‘De manier waarop informatie werd gedeeld was ondanks de goede bedoelingen vooral top-down eenrichtingsverkeer. Op zichzelf is bijvoorbeeld het gebruik van een podcast een mooie innovatie en aanvulling op bestaande (technische) mogelijkheden om informatie uit te wisselen, maar het bevordert niet de dialoog en ook niet de directe betrokkenheid. Persoonlijke contacten, individuele gesprekken om het ‘verhaal’ achter de verandering toe te lichten en te bespreken kosten veel tijd, maar zijn een investering en verlenen een stevige steun in de rug aan een vlot verloop van de uitvoering.’
Gedwongen thuiswerken
Het tekortschieten van de warme communicatie werd nog versterkt door twee perioden van gedwongen thuiswerken in verband met het oplopende aantal coranabesmettingen in Nederland. De commissie-Busker stelt vast dat de hele veranderoperatie beïnvloed is door de Covid-epidemie: ‘de eerste golf spoelde over de voorbereiding heen en de tweede bereikte zijn top tijdens het kernpunt van de uitvoeringsfase.’
Veranderplan
Voor de communicatie was het belangrijk geweest als de eenheidsleiding officieel het veranderplan had vastgesteld en gepubliceerd. ‘Dat had zonder twijfel geleid tot discussie, maar met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid was de betrokkenheid van een aanzienlijk aantal medewerkers bij het veranderproces groter geworden en zou er meer actieve steun zijn ontstaan.’
Verwarrend en ondoorzichtig
Ook bij de aanpak van de plaatsing van medewerkers binnen de nieuwe werkingsgebieden had de leiding communicatief sterker kunnen zijn. ‘Het uitbrengen van voorkeuren voor nieuwe rollen of functies heeft plaatsgevonden onder veel tijdsdruk en deels met een verwarrende boodschap. Die verwarring heeft zeker bij een deel van de medewerkers geleid tot verwachtingen die later bleken te zijn gebouwd op drijfzand.’ De commissie stelt vast dat de collectieve informatie over hoe zou worden omgegaan met de uitgebrachte voorkeuren ‘als ondoorzichtig is ervaren, wat bijdroeg aan heersende gevoelens van argwaan en ongenoegen.’
Totaal ongegronde geruchten
De commissie-Busker constateert dat de ontstane onzekerheid op de werkvloer een goede voedingsbodem was voor geruchten. Die zorgden voor aantasting van het vertrouwen in meerdere leidinggevenden en werden uiteindelijk de katalysator om de reorganisatie op te schorten. De verdachtmakingen gingen over vriendjespolitiek bij de benoeming in leidinggevende functies, manipulatie van de ziekteverzuimcijfers en het (elkaar) toekennen van bijzondere beloningen.
Geen van deze beschuldigingen bleken op waarheid te berusten. Sterker nog: volgens de commissie is de nieuwe leiding van de DRIO ‘weloverwogen opgebouwd uit leidinggevenden die gezamenlijk en in aanvulling op elkaars karakter, kennis en vaardigheden als eenheid moeten optreden.’
Afstand
De meldingen en beschuldigingen die de bonden binnenkregen, waren dus ongegrond. Wat de bonden betreft zijn de gepresenteerde feiten in het rapport-Busker een aansporing om blijven werken aan een andere werkcultuur binnen het korps. Een cultuur die drijft op zorgvuldige communicatie over en weer en daardoor voorkomt dat er te gemakkelijk te veel afstand ontstaat tussen de leidinggevenden en de werkvloer
Te weinig deskundigheid
Bij het vastlopen van de DRIO-reorganisatie in Oost-Brabant speelt volgens de commissie-Busker ook een rol dat binnen de eenheid te weinig kennis bestond over de regels voor wijziging van formatieplaatsen en hun personele bezetting. ‘Dit bevestigt dat reorganiseren specifieke deskundigheid vraagt en niet iets is dat er ‘bij kan worden gedaan’. Bovendien ontbrak het de leiding van de DRIO ook aan voldoende praktische kennis op dit gebied en miste men ter zake kundige ondersteuning.’
Een gemiste kans, want ‘als op een gedisciplineerde manier en met goede ondersteuning gebruik wordt gemaakt van de bestaande bevoegdheden en overlegstructuren zijn wijzigingen in de formatie en de bezetting eenvoudig en betrekkelijk snel mogelijk.’
Relevante lessen
De commissie-Busker wijst erop dat uit de ervaringen in Oost-Brabant relevante lessen te trekken zijn voor het aanpakken van soortgelijke reorganisaties bij de nationale politie ‘De indruk bestaat dat de feilen die aan de oppervlakte zijn gekomen tijdens dit onderzoek veel breder spelen in het korps dan alleen in Oost-Brabant.’ Essentieel is daarbij voldoende aandacht te besteden aan betekenisvolle betrokkenheid van de medewerkers, aldus de commissie. ‘Die betrokkenheid is onontbeerlijk om draagvlak te creëren voor organisatieverandering.’
ACP-voorzitter Gerrit van de Kamp onderschrijft de woorden van Hanneke Ekelmans, die bij de presentatie van het rapport namens de korpsleiding van de nationale politie liet weten blij te zijn met de uitkomsten van een ‘goed en gedegen onderzoek’.
‘Er is alle reden om de commissieleden te bedanken voor hun prima werk,’ aldus Van de Kamp. ‘Hun rapport is een bruikbare basis om samen weer te gaan bouwen aan DRIO Oost-Brabant. Wij zijn het met de commissie eens dat het herstel van het vertrouwen een taak is voor alle direct en indirect betrokkenen. Dat gaat niet vanzelf; die klus moet voortvarend en krachtdadig wordt opgepakt. Er is dus voor alle partijen werk aan de winkel. Over de aanpak van het vervolgtraject gaan de bonden en de werkgever afspraken maken.’
Naast Han Busker, voormalig voorzitter van de NPB en het FNV, bestond de commissie uit twee vertegenwoordigers van de NPB en ACP (Rob Andringa en Chris Uiterwijk Winkel)
en twee leden van staf korpsleiding (Egon van der Peet en Lieuwe Luinenburg).
Uitreiking rapport aan de korpsleiding